|
HET WAS DE SFEER MENEER
een kijkje in de oudste kroeg van Noord ... De historisch gedateerde ventilator aan het donkerbruin café-plafond raakte bijna slaags met een opgezette papegaai. Wanneer de propeller hem rakelings passeerde bewoog het dooie beest in zijn van kleur verschoten veren pak: "zo zat er toch nog leven in." Pilsje nog, vroeg de bardame. Doe maar een fluitje zei ik, ze tapte het glas vol en streek met een flamboyant gebaar het overtollig schuim de lekbak in en zei "voila uw fluiteke", waarmee ze in drie woorden haar afkomst prijsgaf. Ze liet mijn raden van welke stad zij kwam - zij had gehoor en verhaalde hoe het vroeger was... de hele kroeg luisterde mee hoe zij vroeger schitterende als jonge meid in haar geboortestreek, oh, oh.... Via een paar vastgetimmerde ouwe werkschoenen tegen het plafond kreeg ik oogcontact met mijn eveneens pils drinkende buurman en zei vragend... "u woont in de buurt"... "JAJA" zei ie zeer overtuigend, "en hoewel ik een Gouwenaar ben ga ik nooit meer weg uit ‘t Ouwe Noorden." Tussen het kroegvolk werd getwist of hij echt wel in de wijk woonde of al niet aan het randje van de stad, maar nee, nee... hij was een echte, zei ie en wilde dat ook zijn. Het was de sfeer meneer en d’onderlinge mense met mekaar, ‘t was onmogelijk te misse, het was niet uit te legge, ik moest maar es gaan kijke as ik het begrijpen wou! Afijn, het ging via de Sterrenboulevard de wijk in waar ik heel de wereld tegenkwam, van allerlei, van mooi tot lelijk, van ontwikkeling tot verval, ‘k zag mooie pleinen, straten met prachtig opgeknapte huizen, een muziektent van weleer, de laatste kroeg in de slopersbuurt, zoveel mensen, zoveel kleur! En dan!...voor de Zaagmolenbrug rechtsaf langzaam op het Noordplein af. Schuifelend langs het water in de zomer, verkoeling van de bomen, eendjes, boten, een gevallen blad dat door een rilling van de wind over het donkere water gelijk een zeilschip richting kiest. Met een knipoog naar ‘t Ouwe Noorden, "het is geen wijk maar eer een stad - een rivier waardig", gelegen aan de Rotte. ‘k Moest maar eens gaan kijke, zei die ouwe Gouwenaar die niet was weg te slaan uit ‘t Ouwe Noorden, nu kon ik het begrijpe wat niet uit te legge was... tyro (in Café Maarten Vink) |
|||||||||